Wettelijk kader

" Het statuut van de 7 UZ's is vastgelegd in artikel 4 van de wet op de ziekenhuizen, en voorziet de voorwaarden waaraan een ziekenhuis moet voldoen om erkend te zijn als UZ. Jaarlijks krijgen de UZ's hiervoor een bijkomende financiering die hen in staat zou moeten stellen om hun opdracht te voltooien. "

Artikel 4 van de wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 augustus 1987 stelt dat er slechts één universitair ziekenhuis kan zijn per faculteit geneeskunde met een volledig plan.

De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om erkend te zijn als universitair ziekenhuis liggen vast in het Koninklijk Besluit van 7 juni 2004.

Er zijn in totaal 8 basisvoorwaarden:

1) Uitbating van het ziekenhuis

Het KB bepaalt wie het ziekenhuis mag uitbaten. Dit kan enkel gebeuren door een faculteit geneeskunde met een volledig leerplan of door een ander persoon die met deze uitbating wordt belast door de universiteit of bij wet of decreet. In het bestuursorgaan van die rechtspersoon moeten minstens drie vertegenwoordigers van de universiteit zetelen.

2) Medische personeel

het KB vat de voorwaarden samen waaraan de medische staf van de universitaire ziekenhuizen moet voldoen :

  • ziekenhuisartsen kunnen enkel aangeduid of benoemd worden na advies van de faculteit geneeskunde. Vooraleer een gunstig advies uit te brengen, krijgt de faculteit geneeskunde na of de arts in kwestie aan de vereiste voorwaarden voldoet.
  • een aantal voorwaarden regelen de tewerkstelling van ziekenhuisartsen :
  1. minimum 70% van hen en moet voltijds werkzaam zijn;
  2. minimum 70% van hen moet het statuut in loondienst werken
  3. minimum 70% van hen moet exclusief aan het universitair ziekenhuis verbonden zijn;

3) Diensthoofden

70% van de diensthoofden van medisch en medisch-technische specialismen (zoals laboratoria) moeten houder zijn van een academische aanstelling.

4) gehanteerde tarieven

De wetgever stelt eveneens zeer duidelijk dat universitaire ziekenhuizen de tarieven moeten respecteren en toepassen die zijn overeengekomen binnen de akkoord arsen-ziekenfondsen.

De wetgever wil hiermee de patiënt een gegarandeerde toegang bieden tot topreferentiezorg.

5) Patiëntenzorg

Behalve de gewone basiszorg bieden de universitaire ziekenhuizen de patiënten ‘state of the art’ zorg voor patiënten die nergens anders meer terecht kunnen.

6) Opleiding

  • de universitaire ziekenhuizen moeten de klinische opleiding van studenten geneeskunde die ingeschreven zijn aan hun faculteit op zich nemen. Daarnaast staan ze in voor opleiding van geneesheer-specialisten.

7) Onderzoek

  • Universitaire ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor 80% van het biomedisch onderzoek in ons land. Ze hebben door hun specifiek statuut een rol in de ontwikkeling en de evaluatie van nieuwe medische technologieën. Dankzij de specifieke organisatie waarbij onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg op één plaats gebeurt is er een maximale interactie.

8) Medische beleid

  • Alle UZ’s verlenen basiszorg, ze hebben immers een regionale functie en verlenen ook acute zorg. Daarnaast fungeren ze voor sommige aandoeningen als expertisecentra. Daarnaast vormen de UZ’s een vangnet voor de complexe zorgvragen. Deze last resort functie betekent dat dat de nadruk voor ligt op topreferentiezorg, innovatie en ontwikkeling.

Bijzondere erkenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op bepaalde universitaire ziekenhuisdiensten

Naast de algemene voorwaarden van het artikel 4 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, het Koninklijk Besluit van 7 juni 2004 en bijlage 12 van het Koninklijk Besluit van 25 april 2002, bestaan er bijzondere normen die van toepassing zijn op bepaalde universitaire ziekenhuisdiensten: de diensten voor heelkunde, inwendige geneeskunde, materniteit en pediatrie. Deze bijzondere normen zijn omschreven in de bijlagen 1 tot 4 van het Koninklijk Besluit van 15 december 1978.

Deze normen voorzien in het bijzonder een bijkomende verpleegkundige omkadering: daar waar er in algemene ziekenhuizen 13 verpleegkundigen per 30 bedden zijn, ligt de norm voor universitaire ziekenhuizen op 15 verpleegkundigen voor elke 30 bedden.

Ook de basiseenheid verschilt met minimaal 25 bedden voor universitaire ziekenhuizen tegenover minimaal 30 bedden voor algemene ziekenhuizen. De personeelsomkadering is overeenkomstig aangepast: 0,6 VTE en niet 0,5 VTE per bezet bed.

Over het algemeen voorzien deze normen in een iets groter aantal vierkante meter en een iets hoger personeelsbestand.

Programmatienormen

Deze normen beogen enerzijds een goede geografische spreiding van het aanbod en anderzijds een beperking van de ontwikkeling van bepaalde diensten. Deze normen staan dan in verhouding tot inwonersaantallen.

Het Koninklijk Besluit van 24 december 1980 regelt de verdeling van de klinische, universitaire activiteit over universitaire ziekenhuizen enerzijds en externe universitaire diensten anderzijds.

Dit Koninklijk Besluit beperkt het maximale aantal universitaire bedden in België op 7.405. Per universiteit zijn er een maximaal aantal bedden:

  • 1.165 voor de Universiteit Gent;
  • 881 voor de Universitaire Instelling Antwerpen;
  • 616 voor de Vrije Universiteit Brussel;
  • 1.428 voor de Katholieke Universiteit Leuven;
  • 935 voor de Université de l’État à Liège;
  • 1.190 voor de Université Libre de Bruxelles;
  • 1.190 voor de Université Catholique de Louvain.

Deze 7.405 universitaire bedden zijn dus verdeeld over het Vlaams Gewest (3.474 bedden); het Waals Gewest (2.125 bedden) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1.806 bedden).

Dit Koninklijk Besluit regelt eveneens de verdeling van deze bedden over de externe, universitaire diensten en het maximale aantal medisch-technische diensten. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat elk universitair ziekenhuis recht heeft op een bijkomende PET-scan.