Home

Over RUZB

De Raad van Universitaire Ziekenhuizen werd opgericht in 1998. De vereniging heeft tot doel de initiatieven en de belangen van de zeven universitaire ziekenhuizen in België inzake onderzoek, tertiaire zorg en opleiding van geneesheer-specialisten te coördineren en te verdedigen.

RUZB actualiteit

  • Nieuws

    Memorandum

    Naar een expliciete en versterkte positionering van de universitaire ziekenhuizen in het toekomstig ziekenhuislandschap in België

    SAMENVATTING

    In het kader van de hervorming van het Belgische ziekenhuislandschap is er bijzondere aandacht nodig voor de rol van de universitaire ziekenhuizen (UZ’s). Met hun drievoudige missie – zorg, onderzoek en onderwijs – zijn de UZ’s meer dan zorgaanbieders: ze zijn een belangrijke motor van innovatie, ze bieden de garantie voor een kwaliteitsvolle opleiding van toekomstige generaties zorgverleners en liggen aan de basis van medische excellentie, in het bijzonder in het domein van complexe en zeldzame aandoeningen. De UZ’s erkennen als specifieke actor in het ziekenhuislandschap betekent inzetten op de toekomst van het gezondheidszorgsysteem en is een bevestiging van de strategische waarde van het ecosysteem dat de universitaire ziekenhuizen kenmerkt. De UZ’s zijn een belangrijke speler in multicentrische klinische studies, vaak in partnerschap met de industrie en met andere kennisinstellingen in binnen- en buitenland. Het biedt hun een vroegtijdige toegang tot innovatieve therapieën en ondersteunt een snelle verspreiding van geavanceerde medische praktijken. Uit onderzoek blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen onderzoeksparticipatie en verbeterde klinische zorg.

    Volgende beleidsmaatregelen zijn noodzakelijk om de UZ’s een duurzame structurele plaats te geven in het toekomstige ziekenhuislandschap:

    ▪     Een aangepaste financiering, met verifieerbare objectieven met betrekking tot de specifieke opdrachten van de universitaire ziekenhuizen.

    ▪     Aangepaste programmatiecriteria bij verdere concentratie van complexe zorg, met inclusie van aan onderzoek en innovatie gelinkte elementen.

    ▪     Specifieke beleidsmaatregelen die het verplichte gesalarieerd statuut van (minstens 70%) van de artsen die tewerkgesteld zijn in de UZ’s ondersteunen en financieel compenseren.

    ▪    Een voldoende en gewaarborgde vertegenwoordiging van de UZ’s in de beleids- en adviesorganen binnen de ziekenhuissector meer bepaald in de Nationale Paritaire Commissie Artsen Ziekenhuizen, het Verzekeringscomité, de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, de nationale commissie artsen-ziekenfondsen en de commissie voor Gezondheidszorgdoelstellingen.

    “UZ’s zijn meer dan zorgaanbieders: ze zijn een belangrijke motor van innovatie”

    INLEIDING

    België heeft zeven universitaire ziekenhuizen die allemaal verbonden zijn aan een faculteit geneeskunde met een volledig leerplan. De universitaire ziekenhuizen stellen 44.332 mensen tewerk, waarvan 5.300 artsen-specialisten. Per jaar doorlopen 18.300 toekomstige zorgprofessionals (artsen, verpleegkundigen, paramedici, psychologen enz.) er minstens een deel van hun opleiding.

    De UZ’s zijn niet alleen een cruciale schakel in een performant zorgsysteem, maar kunnen de transitie van het ziekenhuislandschap ook mee vorm geven. Dit kan echter enkel als de taken en verantwoordelijkheden van de UZ’s helder zijn en door het beleid worden erkend. Dergelijke explicitering verduidelijkt ook tegenover andere gezondheidszorgactoren de specifieke focus en complementariteit van een universitair ziekenhuis, wat samenwerking in partnerschap zal bevorderen.

    In dit memorandum lichten we toe welke beleidsmaatregelen noodzakelijk zijn om UZ’s de juiste positie te geven in het ziekenhuislandschap.

    UNIEKE MISSIE

    Een essentiële vraag is wat universitaire ziekenhuizen onderscheidt van niet-universitaire ziekenhuizen.

    Het is duidelijk dat UZ’s niet worden getypeerd of gedefinieerd door een bepaalde vorm. Voorbeelden uit het buitenland tonen verschillende kaders waarbinnen universitaire ziekenhuizen functioneren: van verregaande integratie tussen de faculteit geneeskunde en het ziekenhuis zoals bij ons het geval is, tot contractueel bepaalde affiliaties tussen gescheiden entiteiten. Ook binnen België zijn er vormelijke verschillen.

    Wat universitaire ziekenhuizen wel steeds delen is hun drievoudige missie:

    1. Het leveren van innovatieve, kwalitatieve en (hoog)complexe zorg, met inbegrip van de “last resort”-functie.
    2. Het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek (fundamenteel, translationeel, multidisciplinair), gekoppeld aan de infrastructuur die daarvoor nodig is en ingebed in nauwe samenwerking met de universiteit.
    3. Het opleiden van huidig en toekomstig zorgpersoneel. De universitaire ziekenhuizen staan in voor een breed palet aan opleidingen. Er is de basisopleiding tot arts, de vervolgopleiding voor artsen (huisarts, specialist, bedrijfsarts),  de verpleegkunidige en paramedische opleidingen, verpleegkundige specialist, de wetenschappelijke opleidingen

    In België is deze missie van de UZ’s verankerd in de ziekenhuiswet (art. 4).

    Vanzelfsprekend betekent dit niet dat enkel UZ’s deze opdrachten vervullen. Ook niet-universitaire ziekenhuizen nemen rollen op in de opleiding van artsen en andere gezondheidszorgbeoefenaars, in toegepast onderzoek of complexe zorg. Wel is het zo dat in tegenstelling tot niet-universitaire ziekenhuizen bij UZ’s de drie opdrachten een onlosmakelijk geheel vormen: het is pas door alle componenten te verenigen binnen één universitair ecosysteem dat ze elkaar maximaal kunnen beïnvloeden en versterken. Bovendien worden opleiding en wetenschappelijk onderzoek er op een zeer brede schaal (i.e. in alle medische diensten) uitgevoerd.  Voor vele opdrachten (zoals het bieden van infrastructuur voor fundamenteel onderzoek, opbouwen van expertise inzake zeldzame ziekten) zou het versnipperen over vele ziekenhuizen aanzienlijke maatschappelijke meerkosten met zich meebrengen.

    Hierna verduidelijken we hoe de drie opdrachten in de UZ’s concreet inhoud krijgen en geven we de opportuniteiten en uitdagingen aan die ze met zich meebrengen.

    1. Complexe zorg

    Complexe zorg neemt een steeds belangrijker aandeel van de gezondheidszorg in. Er zijn de complexe en zeldzame aandoeningen, en verder zien we ook de complexiteit stijgen door een groeiend aantal patiënten met simultaan verschillende (chronische) aandoeningen. Dit alles brengt een toegenomen nood aan multidisciplinair werken en een snelle toegang tot meerdere expertises met zich mee.

    De Belgische UZ’s hebben steeds een belangrijke rol vervuld in het leveren van hoogcomplexe zorg. Voorbeelden zijn de zeldzame ziekten, complexe chirurgie, transplantatiegeneeskunde, pediatrische oncologie en hematologie, protontherapie, nucleaire geneeskunde, forensische geneeskunde en stamcel-en gentherapie. Het zijn stuk voor stuk supraregionale en vaak zelfs internationale functies en zorgopdrachten, die in de universitaire ziekenhuizen in de regel verbonden zijn aan goed uitgebouwde onderzoeksprogramma’s. De UZ’s hebben daarnaast ook een medische last resort functie waarbij complexe, multimorbide en/of levensbedreigende casussen en revisies bij complicaties naar hen worden doorverwezen.

    Een belangrijke uitdaging voor het behoud en optimale uitvoering van deze component van de academische missie ligt in de financiering ervan. Derdelijnszorgprogramma’s vragen een zeer gespecialiseerde diagnostische en/of therapeutische aanpak door een interdisciplinair team en vaak ook dure en specifieke infrastructuur en apparatuur. Deze uitdaging stelt zich momenteel het duidelijkst (maar zeker niet uitsluitend) in de kindergeneeskunde. Alle UZ’s hebben binnen de pediatrie subdiscplines (kinderpneumologie, kinderreumatologie, …) uitgebouwd die zich vooral toeleggen op derde- en vierdelijnszorg. De nomenclatuur is echter totaal niet aangepast aan de zorg voor deze kinderen, die vele voorbereiding, overleg met ouders, advies op afstand en langdurige multidisciplinaire patiëntencontacten vergt. Door het ontbreken van een erkenning van de meeste subdisciplines, wordt de medische activiteit er bovendien vaak lager vergoed dan de bij de overeenstemmende disciplines bij volwassenen[1].

    Naast hoogspecialistische zorg bieden de Belgische UZ’s ook de andere componenten van het ziekenhuiszorgcontinuüm aan, inclusief basiszorg. Dit is relevant voor studenten (om blootgesteld te worden aan het hele spectrum) en onderzoekers (innovatie is even belangrijk in de basiszorg), maar is tevens een financiële noodzaak. Daarbij vormt de basisuitrusting een sokkel voor de noodzakelijke hoogtechnologische middelen.

    1. Onderzoek

    Het kan niet enkel de ambitie zijn om op gebied van zorg mee te zijn met de laatste innovaties en technieken. Het doel moet zijn om net mee een drijver te zijn van innovatie, en zo ook van de  belangrijke economische impact die dit meebrengt. Daarom is de aanwezigheid van hoogstaand onderzoek aan de UZ’s een absolute must. De combinatie zorg, onderzoek en onderwijs maakt dat nieuwe wetenschappelijke inzichten meteen kunnen toegepast en onderwezen worden aan huidige en toekomstige zorgverleners. Een recente wetenschappelijke review (Boaz et al., 2024) toonde een duidelijk verband aan tussen onderzoeksparticipatie en verbeterde klinische zorg[2].  Een goede samenwerking tussen universitaire en niet-universitaire ziekenhuizen kan bovendien een snelle doorstroming mogelijk maken van innovaties (zowel kennis/technologisch/zorgorganisatorisch) ten bate van alle patiënten en ziekenhuizen. Omgekeerd kunnen ervaringen en problemen uit de praktijk snel aanleiding geven tot het verrichten van wetenschappelijk onderzoek met als doel het oplossen van die problemen en het verbeteren van de praktijk.

    De universitaire ziekenhuizen zijn vandaag een belangrijke partner voor niet-academische en economische entiteiten zoals de farmaceutische en biotechnologische industrie en dragen daardoor bij aan een gunstig klimaat voor investeringen in ons land. Maar daarnaast maakt de aanwezige expertise, de link met de universiteit en de aanwezigheid van onderzoeksinfrastructuur het UZ ook een belangrijke plaats voor zuiver academisch onderzoek. In 2024 werden bij de ‘clinical trial centers’ van de UZ’s 3.573 studies aangemeld waarvan 1.361 commerciële studies en 2.212 academische studies. Academische vrijheid en onafhankelijkheid worden hoog in het vaandel gedragen. Zo kan de onderzoeksagenda onafhankelijk bepaald worden en kan er, bijvoorbeeld, ook gefocust worden op onderzoek dat maatschappelijk relevant is maar minder commercieel interessant. Het maakt ook dat het UZ een goed onderbouwde, kritische en onafhankelijke stem kan laten horen wanneer dat nodig is. Onzekere financiering kan die onafhankelijke stem bedreigen. Opnieuw, willen we UZ’s behouden als nationale en internationale spelers in kritisch en onafhankelijk onderzoek, dan dringen beleidskeuzes zich op.

    1. Opleiding

    Excellente opleiding en navorming van artsen en andere zorgverstrekkers is essentieel voor de toekomst van ons zorgsysteem. Uiteraard zijn ook niet-universitaire ziekenhuizen en stagemeesters betrokken bij de opleiding. Cruciaal is echter dat artsen-specialisten in opleiding een belangrijk deel van hun opleiding krijgen aan een universitair ziekenhuis en dat de universitaire ziekenhuizen samen met de faculteiten geneeskunde de coördinatie en de inhoudelijke bepaling van de opleiding op zich nemen. Specifiek geldt dat wetenschappelijk werk bekroond met een wetenschappelijke publicatie in een gezaghebbend tijdschrift een erkenningsvoorwaarde is voor specialisten (art. 20 MB 23 april 2014 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten), wat in de overgrote meerderheid in de UZ’s wordt begeleid.

    De uitdaging hier bestaat er in te garanderen dat binnen de UZ’s voldoende tijd kan worden gespendeerd aan de opleidingscomponent. Het leveren van klinische zorg levert rechtstreeks activiteit (aantallen patiënten) en opbrengsten op voor het ziekenhuis. Dit is tastbaar en meetbaar, terwijl dit veel minder het geval is voor de maatschappelijke toegevoegde waarde van een kwalitatieve opleiding. Een transparante en zekere financiering is ook hier cruciaal om een juiste balans te garanderen.

    1. Sociaal-maatschappelijke functie

    Met hun drievoudige academische missie vervullen de UZ’s een belangrijke sociaal-maatschappelijke rol. Daarnaast nemen de UZ’s op nog andere manieren de maatschappelijke handschoen op. Bijvoorbeeld door vanuit hun wetenschappelijke expertise  deel te nemen aan het maatschappelijk debat. Dat kan zijn door het aanleveren van wetenschappelijk onderzoek en analyses of door participatie aan de vele advies- en beleidsorganen die België rijk is. Verder zijn de universitaire ziekenhuizen vaak het eerste aanspreekpunt voor de overheid bij maatschappelijke en geopolitieke bedreigingen zoals pandemieën, nucleaire en chemische incidenten, verzorging van oorlogsslachtoffers of klimaat gerelateerde rampen.

    Tot slot hebben UZ’s niet alleen een belangrijke rol in het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe kennis, maar zeker ook in het economisch en maatschappelijk valoriseren ervan. Zo zetten de UZ’s op allerlei manieren in op technologietransfer en economische valorisatie. Bewijs daarvan is, onder andere, het groeiend aantal succesvolle spin-offbedrijven. Die zijn belangrijk voor het UZ, maar zeker ook voor de ruimere regio en voor België en de deelstaten in het algemeen. Ze bevorderen mee de internationale uitstraling van de Belgische gezondheidszorg.

    NOOD AAN MASTERPLAN ACADEMISCHE ZORG

    Door hun specifieke statuut met gesalarieerde artsen en hun opdracht ondervinden de universitaire ziekenhuizen relatief meer impact van besparingsmaatregelen en de moeilijke economische context. Uit de meest recente MAHA-analyse (Belfius, 2024) blijkt dat alle UZ’s samen in 2023 een negatief bedrijfsresultaat realiseerden van -1,03%, wat slechter is dan de sector van de algemene ziekenhuizen. Dergelijke financiële druk en verdere besparingen houden aanzienlijke risico’s in, zoals het ondergeschikt raken van de kerntaken van opleiding en onderzoek aan een uitsluitend economisch gedreven logica, het verlies van onafhankelijkheid en het afschrikken van talentvolle artsen en onderzoekers om een carrière in de academische geneeskunde na te streven.

    Momenteel is het universitaire ziekenhuis een door de ziekenhuiswet gedefinieerd concept maar worden er weinig regelgevende of financiële incentives aan de universitaire opdracht gekoppeld. Binnen het Budget Financiële Middelen (BFM) is er een beperkt budget B7 voor ‘kosten m.b.t. universitaire functies’. Het B7-budget dient enkel om specifieke extra kosten (deels) te financieren, met name een klein deel van de hogere RSZ-lasten voor gesalarieerde artsen en hogere personeelsbestaffing voor universitaire bedden. Het B7-budget is echter niet toereikend om alle extra kosten te dekken, en er is al helemaal geen ruimte om met dit budget effectief innovatie-initiatieven te financieren. Buiten de (beperkte) B7 worden de UZ ’s gefinancierd (en behandeld) zoals de niet-universitaire ziekenhuizen, ook al zijn er duidelijke verschillen in de aanwezigheid van specifieke expertenprofielen: o.a. meer personeelsleden met een doctoraat, groot aantal verpleegkundig-specialisten.

    Er is aan een snel tempo schaalvergroting aan de gang door fusies tussen algemene ziekenhuizen. UZ’s kunnen hierin niet of moeilijker participeren, door hun specifieke governance en artsenstatuut. Sommige UZ’s worden hierdoor stilaan middelgrote ziekenhuizen, die bij concentratie van pathologie louter op basis van volume dreigen moeilijker aan bod te komen. Hierdoor kan in deze domeinen de inzet van gespecialiseerde multidisciplinaire teams die ingebed zijn in onderzoeks- en opleidingsnetwerken in het ecosysteem van de UZ’s in het gedrang komen, wat op lange termijn een negatieve impact zal hebben op de kwaliteit.

    In vele Europese landen hebben de universitaire ziekenhuizen wel degelijk een volwaardig bijzonder statuut, erkend door de wet en gepaard met aangepaste financieringsmechanismen. Zo maakt in Nederland de ‘Beschikbaarheidsbijdrage Academische Zorg (BBAZ)’ het mogelijk voor de Universitaire Medische Centra (UMC’s) om zich correct toe te leggen op topreferente of last resort zorg. Ook in Frankrijk ontvangen de Centres Hospitaliers Universitaires (CHU) een aparte financiering voor hun universitaire missie. In Scandinavië zijn de referentieziekenhuizen gegroepeerd rond de universitaire functies, met daaraan gekoppelde grootschalige investeringen (bv. « supersygehuse » in Denemarken).

    België kan niet achterblijven in de strategische erkenning van de UZ’s. Financiële en/of beleidskeuzes dringen zich op, wanneer we de klinische én maatschappelijke rol van UZ’s in complexe en last resort zorg evenals in de opleiding van toekomstige zorgverleners willen waarborgen.

    Concreet vragen wij volgende beleidsmaatregelen:

    –    Herziening van de componenten van B7A gekoppeld aan het door de wet opgelegde gesalarieerd statuut van artsen. Dit statuut impliceert immers veel hogere sociale zekerheidsbijdragen dan voor de artsen in de algemene ziekenhuizen, die quasi-uitsluitend onder een statuut van zelfstandige actief zijn. Om aan deze discrepantie tegemoet te komen werd in 2002 een beperkte eerste schijf aan extrafinanciering in onderdeel B7A van het BFM (budget van financiële middelen) voorzien. Een uitbreiding van de B7A was initieel voorzien maar werd nooit uitgevoerd. Het voordeel is dus wel dat er een wettelijk kader voorhanden is, wat snel kan worden toegepast. Om de meerkost van die hogere RSZ-lasten volledig gefinancierd te krijgen zou afgezet tegen de huidige financiering 163 mio EUR extra moeten worden voorzien. Daarnaast dient een compensatie te worden voorzien voor het feit dat UZ’s de lonen van de artsen bij een indexsprong onmiddellijk dienen te verhogen, terwijl de indexatie van de honoraria veelal pas later volgt.

    –    Toekennen van opdrachtfinanciering met verifieerbare objectieven, voor specifieke populatie- en/of pathologiegroepen die nood hebben aan meerdere supergespecialiseerde zorgprofessionals tegelijk, hoogtechnologische infrastructuur en een sterke link met onderzoek. De uitgangspunten, toewijzingscriteria en concrete omschrijving van de opdrachten dienen te worden vastgelegd in een bijzonder wettelijk kader en/of beheersovereenkomst. Bij het uitwerken van dit kader kan inspiratie worden gevonden in de Nederlandse ROBIJN-systematiek[3], waarbij op basis van 8 labels een patiënt kan worden aangeduid als topreferent. De labels gaan uit van patiëntkenmerken zoals jonge multimorbide patiënten, multispecialistische zorg, etc. De toekenning van deze labels wordt gebruikt om de gelden voor topreferente zorg (zeer specialistische zorg waarvoor een infrastructuur nodig is waarin verschillende disciplines op hoog niveau samenwerken) te verantwoorden en deze te verdelen onder de UZ’s.

    –    Aangepaste programmatie- en erkenningscriteria bij verdere concentratie van complexe zorg, met inclusie van aan onderzoek en innovatie gelinkte elementen. Ook met de medische last resort functie van de UZ’s, waarbij complexe, multimorbide en/of levensbedreigende casussen en revisies bij complicaties naar hen worden doorverwezen moet rekening gehouden worden (o.a. bij de hervorming van de organisatie en programmatie van intensieve zorg).

    –    Concretisering van de rol van UZ’s in netwerken. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen een regionale segmentering voor locoregionale zorgopdrachten, en een segmentering per pathologie of patiëntengroepen voor supraregionale en universitaire zorgopdrachten.

    Tegelijk engageren de universitaire ziekenhuizen zich om zelf ook verantwoordelijkheid op te nemen in de transformatie van het zorglandschap en hun maatschappelijke rol op te nemen. Universitaire ziekenhuizen kunnen als kennis- en innovatiecentrum de motor zijn achter de vernieuwing van de zorg:

    –    Afspraken omtrent taakverdeling, subspecialisatie en samenwerking tussen de UZ’s, in het bijzonder in het domein van zeldzame ziekten en voor de inzet van (innovatieve) technologische middelen. Door samen te werken in multidisciplinaire teams en door gemeenschappelijke onderzoekslijnen uit te bouwen in internationale netwerken kunnen we de innovatiekracht vergroten.

    –    Participatie in Health Technology Assessment-initiatieven (HTA) voor nieuwe technologieën, geneesmiddelen, apparatuur of behandelingen, met als doel de kwaliteit van de zorg te verbeteren, en deze betaalbaar en toegankelijk te houden. De universitaire ziekenhuizen kunnen bijdragen aan het formuleren van een duidelijke visie op het gebruik van dure geneesmiddelen. Ze kunnen een voortrekkersrol spelen in het doelmatig gebruik van geneesmiddelen en medische technologie voor duurzame zorg. Ze kunnen een proeftuin zijn voor kostenbesparende projecten.

    –    Transparant aantonen van de resultaten van gespecialiseerde opdrachten op vlak van klinische zorg, onderzoek en onderwijs.

    –    Een trekkende rol opnemen in het organiseren van datasystemen (incl. AI-toepassingen) en valorisatie ten dienste van de patiënt. Gebruik van big data en AI voor betere diagnostiek, gepersonaliseerde behandeling en efficiëntere zorg. De digitale zorg (telemonitoring, thuismetingen, e-consulten) integreren en toegankelijk maken voor andere zorgpartners.

    –    Technologische innovatie en nieuwe wetenschappelijke inzichten in de zorg actief aanbieden aan en uitdragen naar partners in de zorg, inclusief de eerste lijnsgezondheidszorg.

    –      De universitaire ziekenhuizen ontwikkelen academische kennis en expertise over preventie, ziekten en behandelingen. Die kennis en expertise kan vervolgens toegepast worden in de gezondheidszorg in bredere zin. Onderzoek naar en implementatie van preventie, leefstijlinterventies en gezondheid in de samenleving.

    [1] Voorbeeld: Voor een consultatie in de reumatologie kan voor volwassen 74,83 euro worden aangerekend, voor kinderen slechts 51,37 euro. Daarenboven kan voor volwassenen tweemaal per jaar een extra vergoeding (K55 nomenclatuurnummer  478030) worden aangerekend bij een patiënt met reumatoïde artritis, spondilitis ankylosans of psoriatische artritis welke behandeld wordt met disease modifying antirheumatic drugs (DMARD’s) of met een biologische basisfarmacotherapie (« biologicals »). Dit kan niet aangerekend worden voor kinderen, terwijl > 75% van de patiënten die op de poli kinderreumatoloige komen aan deze voorwaarden voldoen.

    [2] Boaz, A., Goodenough, B., Hanney, S., & Soper, B. (2024). If health organisations and staff engage in research, does healthcare improve? Strengthening the evidence base through systematic reviews. Health Research Policy and Systems, 22(1), 113.

    [3] https://www.nfu.nl/themas/bestendig-zorgstelsel/robijn

    Van <https://univhospitals-my.sharepoint.com/personal/chantal_de_boevere_univ-hospitals_be/Documents/Raad/Agenda/2025/2%20september%202025/ATT%202.2%20Memorandum%20RUZB%2002092025%20Nl.docx

    Lees meer
  • Nieuws

    Common position establishing a framework for secondary use of real-world data (routinely) collected in hospitals.

    Introduction, scope, and aim

    True to their tradition and the tasks appointed by law, the 7 Belgian university hospitals combine top care with top scientific research and top education, building on evidence-based medicine. Today more than ever, university hospitals do so in a data-driven landscape. High expectations and ambitions with regard to the secondary use of health-related data collected in the real world, including routinely collected data, characterise today’s society. With clock-like regularity and increasing variability in purpose, scope and nature, university hospitals receive internal and external requests for the secondary use of health-related data. Examples include the support of evidence-based medicine and value-driven healthcare strategies, the development of medical devices, including those relying on machine learning and artificial intelligence, the conduct of projects that ensure the safe and high-quality care we all deserve…

    The commitment of the Belgian university hospitals remains unchanged: providing excellent specialist healthcare and excellent clinical care for patients with complex or rare medical conditions. The contributions made to the collection of meaningful data are an essential part of that commitment. When not only high in quantity but also quality, data are an important ingredient in building knowledge, creating innovation, and, ultimately, providing better care for all.

    The 7 Belgian university hospitals support the secondary use of health-related data. They offer a wealth of domain expertise required to assess the relevance of data and data analytics, considering the potential and limitations that characterise data collected in care. Domain experts can moreover assess the relevance, correctness, and scientific underpinning of the conclusions resulting from the processing of health-related data.

    At the same time, the 7 Belgian university hospitals are well aware of and accept the responsibility connected to their role as a guardian of electronic patient health records. The pressure to see to the protection of patient data and increase the attention for the rights of the patient as a data subject is high – and rightfully so. The lack of a clear framework that allows the evaluation of the secondary use of data is experienced as a bottleneck.

    To that end, the Belgian university hospitals developed a framework for handling requests for the secondary use of data collected in the real world, including routinely collected data (hereinafter abbreviated as RWD).

    The aim of the framework is not to hamper the secondary use of RWD. RWD should be available to support non-commercial and commercial initiatives. However, a race to the bottom in the safeguards applied when processing health-related data for secondary purposes is something we wish to call a halt to. The developed framework clarifies the conditions for the secondary use needed to provide an answer to the call for patient empowerment and ensure GDPR compliance.

     

    Lees meer